Gedoopt in de N.H. kerk te Vollenhove 28 februari 1757, vader Gerrit Jan, moeder Johanna Catharina Sloet tot Lindenhorst, overleden te 's-Hertogenbosch 13 april 1789, (S 's-Hertogenbosch 571); trouwt 14 juli 1780 op huize Voorstonden te Brummen met Adriana Sophia barones Schimmelpenninck van der Oye, gedoopt te Zutphen 18 september 1763, dochter van Alexander, heer van Voorstonden en Watergoor, en Charlotte Jacoba van Haeften, overleden te Spankeren 1 october 1838 (Ned. Adelsboek 1950 blz. 291); zeven kinderen gedoopt in de N.H. kerk te Spankeren en Zutphen; in 1773 ingeschreven aan Leidse Universiteit (Alb. Stud. L-B blz. 1112); in 1779 provinciaal advocaat te Zwolle (Ned Adelsboek 1950 blz. 291); werd 20 september 1785 door de Raad van State, hoewel als niet geboren Brabanter niet voldoende aan art. 3 van de blijde incomste van 5 october 1430, benoemd tot raad en rentmeester-generaal der Domeinen van de stad en meierij van 's-Hertogenbosch, 21 october 1794 als zodanig vervangen door Abraham Verster, in mei 1795 hersteld en 24 december 1795 opgevolgd door mr Hendrik Bernard Martini (Post van den Neder-Rhijn deel VIII blz. 652, A.R.A. Req. Staten-Generaal 7842 d.d. 18 juli 1786 en 7876 d.d. 9 maart 1795, Commissie Raad van State 1541 blz. 116, Oorlog 8 blz. 3576 vso en 85 en Formsma, Arch. van R. en Rentm. Gen. blz. 27); was 28 maart 1797 aftredend raad en rentmeester der Domeinen te 's-Hertogenbosch (Res. Rept. Bataafs Brabant 28 maart no 11); hij verbouwde in 1788 het Huis met de Stoep in de Hinthamerstraat no 63, waarin in 1795 de Centrale Administratie zetelde (Voorname huizen III blz. 244-245); sinds 1793 gereformeerd broeder in de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap te 's-Hertogenbosch (Alm. van N.Br. 1827 blz. 170); verkreeg 3 februari 1795 van de Staten-Generaal een paspoort naar 's-Hertogenbosch (A.R.A. Staten-Generaal 769); vestigde zich in 1795 op de Gelderse Toren te Spankeren; van 1 februari 1804 - 30 juli 1810 afgev. voor Gelderland in het Wetg. Lichaam, A.R.A. Wetg. Lichaam 16, St. Bew. 239 exh. 15 juni 1804 no 12, S.s.k.L. 629, Index decr. koning Lodewijk d.d. 23 huni 1806 no 1, Kon. Alm. 1809 en Bossche Alm. 1810); komt voor op de lijst van notabelen van 2 maart 1814, 29 maart 1814 lid van de Vergadering van aanzienlijken te Amsterdam (Ned. Stcrt no 5 van 8 maart 1814, Metelerkamp blz. 81 en Allart, Verbaal blz. 23); woonde in 1814 te Dieren (Notabelenlijst 2 maart 1814, Metelerkamp blz. 81); in 1814 en 1815 rentmeester der domeinen te Dieren (A.R.A. Dom. B 119 en C 311b); in 1817 lid van de Prov. Staten van Gelderland voor de Landelijke Stand (Alm. prov. Gelderland 1817); kreeg 19 juni 1818 ontslag als vrederechter te Brummen i.v.m. benoeming tot andere functies (A.R.A. Keizerl.- en Hooggerechtshof 19); bij Kon. Besluit van 14 september 1819 no 3 werd hem de titel van baron verleend; overleden te Zutphen 7 april 1827 als oud-hoofdschout van de Veluwezoom (N. Ned. Briogr. Wrdbk. IX). | 505 |
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 640
A.R.M. Mommers, Brabant van generaliteitsland tot gewest II (1953) 505
A.F.O. van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch (1910) III. 244-245